|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
30 augustus om 17:38 |
|
Ik lees wel us wat...
Piet Bakker windt er geen doekjes om: de gemeentejournalist is een bewezen mislukking
OPINIE Een gemeente die zelf haar eigen verslaggeving gaat organiseren begeeft zich onherroepelijk op het hellende vlak, aldus Piet Bakker. ‘Onafhankelijk wordt dat nooit, saai en oninteressant vrijwel altijd. Journalistiek en overheidsvoorlichting zijn nu eenmaal twee totaal verschillende takken van sport.’ Een analyse van het onderliggende probleem.
De gemeente Zaanstad huurt voor de verslaglegging van de presentatie van het coalitieakkoord een journalist in die de avond filmt en aanwezigen voor de camera hun verhaal laat doen. Mensen waren ‘heel enthousiast’, het was ‘een perfecte gelegenheid’ en ‘heel mooi’ volgens de reportage die op het YouTube-kanaal van de gemeente wordt geplaatst. Als ik daarover op de lokale website De Orkaan een stukje schrijf (Zaanstad huurt gemeentejournalist in…), meldt de journaliste op Twitter dat zij daar niet was als journalist. Als wat dan wel? Op haar website noemt ze zichzelf journalist en ze doet verslag van een politieke bijeenkomst. ‘If it walks like a duck and quacks like a duck it probably is a duck.’
De journaliste in kwestie is overigens niks te verwijten, waarom zou je als journalist een goed betaalde commerciële klus weigeren? Maar waarom doet een gemeente zoiets? Zaanstad stelde eerder al een ‘stadreporter’ aan die die initiatieven van bewoners en maatschappelijke organisaties in de stad ‘doorvertelt en met elkaar verbindt’.
Het verschijnsel is niet nieuw, eerder huurden Heerenveen, Maastricht, Noordoostpolder, Almere en Oudewater al een gemeentejournalist in omdat er geen journalist meer op de perstribune bij de raad zat. Dat de lokale overheid het best gevolgd kan worden door iemand bij de raadsvergadering te zetten, is een opvatting die de meeste media al 25 jaar geleden achter zich hebben gelaten. Maar het klopt dat de gemeente in veel gevallen nauwelijks meer gevolgd wordt. Gemeentes – zelfs de kleinste – zijn miljoenenbedrijven waar ingrijpende beslissingen over inwoners genomen worden door amateurs (wethouders), gecontroleerd door vrijwilligers (raadsleden). Reden genoeg om daar bovenop te zitten. Maar dat gebeurt steeds minder.
Media zijn er genoeg. Vrijwel alle gemeentes hebben een krant (Almere is een uitzondering), in 90 procent is een lokale omroep (gefinancierd door de gemeente), er zijn nieuws- en huis-aan-huisbladen en lokale websites. Overal is regionale omroep. Maar het volgen van de lokale politiek is een complexe materie en een tijdrovende en kostbare zaak waar veel media zich liever niet aan branden; persberichtjes copy/paste publiceren, 112-nieuws, leuke uitgaanstips en verenigingsnieuws doorplaatsen is veel eenvoudiger. Een probleem van de journalistiek.
Vrijwel elke Nederlandse gemeente is een ‘one-paper-city’ waardoor je de concurrent niet meer hoeft af te troeven, het aantal abonnees is sterk gedaald, journalisten zijn wegbezuinigd en edities samengevoegd. Regionale kranten moeten kiezen: wat doen ze wel en wat doen ze niet. Kleinere gemeentes of gemeentes in de periferie van een grote plaats zijn het kind van de rekening. Lokale omroepen verkeren voor een belangrijk deel in financiële problemen, de redacties van huis-aan-huisbladen hebben ook met grote bezuinigingen te maken gehad terwijl het aantal (betaalde) nieuwsbladen afneemt.
En online dan? Voor het ministerie van OCW schreven Quint Kik en ik een rapport over de ontwikkelingen in de lokale en regionale nieuwsvoorziening. Online laat op het eerste gezicht een ruim aanbod zien, maar op het tweede gezicht bestaat dat aanbod grotendeels uit het doorplaatsen van nieuws van andere media, persberichten en veel 112- en evenementennieuws, er worden minder bronnen geraadpleegd en het bestaat vooral uit korte aankondigen en nieuwsberichten. Het aanbod is eenzijdig en mager.
Het volgen van de gemeentepolitiek is geen prioriteit of wordt bewust achterwege gelaten. Dat bestaat dus niet uit het op de perstribune zitten maar uit het systematisch coveren van grote zaken die spelen in een gemeente: nieuwe wegen, nieuwbouwprojecten, parkeerbeleid, subsidiestromen, nieuwe scholen, wijkvoorzieningen, ondermijning… Dat doe je niet vanaf de raadstribune maar door een dossier op te bouwen.
Een probleem van de journalistiek. Maar is het ook een probleem van de gemeente? Burgemeester Schrijer van Zwijndrecht zei al eens: ‘Gelukkig zijn hier geen journalisten’. Dat gemeentes zo blij zijn met de media is namelijk een fabeltje. Behalve de opmerking van Schrijer en het incidenteel inhuren van eigen journalisten zijn er voorbeelden van gemeentes die journalisten de toegang weigeren bij vergaderingen (Westland, Noordoostpolder, Bernheze, Almere, Vlagtwedde, Haaren), of zoals in Landerd gebeurde: het advertentiecontract opzegde vanwege de inhoud van de berichtgeving.
Het probleem van gemeentes met de media is veel fundamenteler dan een lege plek op de perstribune. De gemeente, de wethouders en de raadsleden; alles draait om publiciteit. De gemeente is geen bedrijf met een winst- en verliesrekening. De ‘resultaten’ worden niet per kwartaal door de aandeelhouders afgerekend maar eens per vier jaar tijdens de verkiezingen. En die afrekening vindt plaats op basis van hoe de inwoners over de gemeente denken en praten.
En daar is de gemeente de controle volledig kwijt. Via vergaderingen en persberichten is de berichtgeving niet te sturen. Vroeger had je vooral de krant, een bekend platform waarvan je in ieder geval wist wat je eraan had. Sinds de opkomst van sociale media als Twitter en Facebook zijn dat de dominante platformen geworden. De traditionele media zijn hun nieuwsmonopolie verloren, de gemeente is het overzicht kwijt. Er wordt niet minder maar juist meer gecommuniceerd – ook over de gemeente – niet alleen op de bekende platformen maar door iedereen en overal.
In het onderzoek naar de lokale media in Rotterdam concludeerde het Stimuleringsfonds: ‘Traditionele media hebben het nakijken op Facebook, de grootste aanbieder van nieuws op social media is een curatiepagina, die doorlinkt naar de websites van diverse mediapartijen. Deze pagina – Kom ie uit Rotterdam dan? – laat, wat betreft aantallen volgers, kranten en omroepen ver achter zich.’
Dat geldt niet alleen voor Rotterdam. In mijn eigen gemeente Zaanstad is de pagina ‘Je bent een Zaankanter als…’ met ruim 25.000 likes met grote afstand marktleider. Maar ook dorpen als Westzaan, Assendelft, Wormerveer en Krommenie hebben hun eigen Facebook-pagina met duizenden volgers. In een poging om zelf ook een rol te spelen in die discussie heeft de gemeente natuurlijk ook een Facebookpagina (ruim 8000 volgers) en is actief op Twitter, YouTube en Instagram. Ook de gemeenteraad, burgemeester, wethouders en raadsleden zijn actief op sociale media. Want daar gebeurt het.
Wat over de gemeente wordt gepost op sociale media is niet kinderachtig. Een wethouder vond zichzelf terug met een Hitlersnorretje, raadsleden worden met de dood bedreigd (‘stenigen’), wethouders uitgemaakt voor alles wat mooi en lelijk is, scheldpartijen (zakkenvullers, oplichters) en beschuldigingen van corruptie en vriendjespolitiek zijn schering en inslag – vrijwel altijd zonder enig bewijs en vaak anoniem. De gemeente (inclusief wethouders, burgemeester, raadsleden en ambtenaren) krijgt zo ongeveer overal de schuld van: de rotte vloer op het station (is van ProRail), de camera’s op de snelweg (zijn van het Rijk) en de bestemming van een nieuwe winkel (is aan de winkeleigenaar). ‘Grappenmakers’ hebben het dan ook graag over Schaamstad, Traanstad of Waanstad.
In die context is het niet zo vreemd dat je nadenkt over hoe je daarop reageert en daar zelf een content strategie tegenover zet. Het verklaart niet alleen de gemeentejournalist en de stadsreporter, maar ook de uitdijende communicatie-afdelingen, de groeiende city marketing, en het optuigen van social mediakanalen. Om de gemeente ‘op de kaart te zetten’ moet volop meegeblazen worden in oorverdovende kakofonie die nu sociale media beheerst. De strijd om de publiciteit wordt op alle fronten gevoerd.
Het inhuren van een gemeentejournalist is een optie maar ook een bewezen mislukking. Een gemeente die zelf haar eigen verslaggeving gaat organiseren begeeft zich onherroepelijk op het hellende vlak. Onafhankelijk wordt dat nooit, saai en oninteressant vrijwel altijd, journalistiek en overheidsvoorlichting zijn nu eenmaal twee totaal verschillende takken van sport. Bovendien roept het altijd de voorspelbare reacties op (zoals deze). Belangrijker dan de principiële bezwaren is dat het in de praktijk niks oplevert, inwoners zitten niet te wachten op een raadsverslag. De gemeentejournalist is ook geen succes geworden, vrijwel overal is het experiment mislukt. Je kan je verzetten tegen de opkomst van de gemeente als ‘media-speler’ maar waarschijnlijk is dat een verloren zaak. Het is een niet tegen te houden stoomtrein. Mooi voorbeeld is het gigantische publiciteitsoffensief dat de gemeente Amsterdam in het leven heeft geroepen rondom de opening van de Noord/Zuidlijn: websites, social media, events, YouTube-video’s, drone-filmpjes en gratis optredens van artiesten, een media-event uit het boekje (Leeuwarden en Friesland kunnen er trouwens ook wat van met hun ‘Culturele Hoofdstad’).
Maar zijn er niet tegelijkertijd manieren om de reguliere nieuwsvoorziening te steunen? Lokale of provinciale mediafondsen (zoals in Leiden) bieden nauwelijks soelaas, ze zijn incidenteel en tijdelijk en ze verbeteren de journalistieke infrastructuur niet. Gemeentes zouden hun ruime budget waarmee ze mededelingen, aankondigingen en nieuws publiceren nu eens een keertje niet in het huis-aan-huisblad die de laagste offerte uitbracht kunnen publiceren. De Europese aanbesteding kan omzeild worden door het budget te splitsen. Lokale overheden zouden ook kunnen stoppen met het inhuren van spindoctors, commerciële videomakers, content-marketeers en sociale media-experts en die klussen gunnen aan lokale mediabedrijven die ook journalistiek bedrijven.
Ze zouden bij het gunnen van de licentie voor lokale omroep erop kunnen letten of het een club is die journalistiek wil bedrijven in plaats van plaatjes te draaien en obligate videootjes te maken. De VNG zou een lobby richting OCW kunnen starten waarbij het gedrocht van de lokale mediawet op de schop gaat. Met de huidige wet worden lokale omroepen bijna gedwongen om vooral geld uit te geven aan licenties, BUMA-rechten, kantoren, auto’s, studio’s, mediahubs, techniek en camera’s waardoor er bijna niks overblijft voor het maken van journalistiek.
Bron: https://www.villamedia.nl
Piet Bakker (1953) studeerde politicologie aan de UvA en promoveerde in de communicatiewetenschap. Hij werkte als universitair hoofddocent aan de UvA en was docent aan de School voor Journalistiek in Utrecht. Sinds 2007 was hij lector Massa¬media en Digitalisering binnen het lectoraat Crossmediale Kwaliteitsjournalistiek. Hij werkte voor diverse kranten en tijdschriften, voor radio en tv en schreef ook een aantal boeken. Sinds februari dit jaar is hij met pen¬sioen, maar nog immer actief in de journalistiek.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|