|
|
16 jannewary om 11:34 |
|
Machtech Moai bij Maarten op skoat!
Frijdachavend 14 jannewary, Theater De Meervaart in Amsterdam. Búten is ut honnewear, koud en bakken regenwater. Binnen in de Blauwe Zaal fan ut Amsterdamse Theater is ut angenaam warm. Op ut poadium staat un swarte fleugel met dęrop un antal A-viertjes, de bundel Barmhart en ut boekje Red mij niet fan Maarten van Roozendaal. Op’e groan glazen met water en ok roaie wyn. Van Roozendaal is al in de saal at wij binnen komme, hij praat met ut públyk op de earste rij. Is ontspannen, mar snút opfallend faak de neus. Is blykber ferkouden ( ja dus! ).
Ut licht dooft, ik hew un perfekt plak, rij 5 stoël 4. Maarten van Roozendaal begint kwasy nonsjalant in de A-4tsjes met teksten om te bladeren en waarskúwt oans: ‘ Ik ben er achter gekomen dat een groot aantal van mijn LIEDEREN nogal pessimistisch zijn. En die liederen krijgen jullie vanavond allemaal voor je kiezen: sterkte! ’
Van Roozendaal skrieft dus gyn ‘liedjes’, mar ‘liederen’ krekt su as Bram Vermeulen oait deed. Dy learde de jonge Maarten dan ok dat hij sęge moest dat hij liederen singt, ‘ wij zingen liederen Maarten ’. Van Roozendaal het un fette grijns op ut gesicht at hij oans dizze mededeling doët. Dan begint hij te singen met un swaar mankelyk fers:
De olielamp slingert over het blanco papier En de maan door de patrijspoort licht op in 't schuim van zijn bier Hij wil haar best schrijven zoals iedere keer Van je ooit zal mijn liefste, maar hij gelooft het niet meer 't Is eigenlijk alleen maar steeds verder gegaan En hij raakt steeds verder van huis dit schip 't nam 'm bij haar vandaan Maar het schip brengt hem nooit meer thuis
Ik mut futdaleks an de Liwwarder dichter Jan Jacob Slauerhoff denke, dy’t ok sukke lekkere fersen de weareld inskreef.
Tussen de fersen deur fertelt Maarten van Roozendaal over ut ontstaan fan syn liederen en ok over ut węrom fan syn soloteaterprogramma Zonder vrienden, węrin’t hij dus een breed skala an ouwe nummers hore laat. Op un gegeven moment stonnen der sufeul minsen bij Van Roozendaal op ut poadium dat hij docht ‘ nog even en ik zie mij zelf terug in een musical…’ Deur sukke dingen te fertellen, foarou met ut públyk te praten ontstaat der un intieme persoanleke sfear. Ut is krekt ňf sitte we bij Van Roozendaal op skoat, su as un resensent al op merkte. Dizze avend drinkt Van Roozendaal ut ene glas water na ut andere ouwisseld met roaie wyn, hij is dúdelek hoarbaar ferkouden. Ut optreden het der nyt onder te lijden, Maarten puft na elk nummer met un spray in syn brede moan un stoat medisinen. Wat het dizze kearel tňch un rauwe deurrookte stem! Is dat wat mij su anspreekt in syn styl? Binne ut de teksten? Syn hele perfňrmance? Ut sal wel un komby fan dat alles weze. En nyt te fergeten hoe hij de fleugel bespeult, hoe hij de pedalen op de bealech geeft, nyt nňrmaal mear. De rechterfoët fan Maarten van Roozendaal stampt de hele avend deur. Wat un passy en gedrevenhyd, wat un kracht! De measte fersen gaan der bij mij in as un slukje fan De Weduwe, je foële de warmte naar binnen glieden.
Ontroerend moai is ut fers In dit te late einde:
In dit te late einde Hij zet haar bij het raam Dan neuriet hij hun liedje Of dan fluister hij haar naam
In dit te late einde In dit onvoltooid gemis Ze is gelukkig niet meer bang voor hem Maar ze weet ook niet wie hij is
In dit te late einde Hij veegt het brood van haar gezicht Hij geeft de planten water Hij doet de gordijnen dicht
In dit te late einde Helpt hij haar op het toilet Hij kust haar op haar voorhoofd En dan tilt hij haar in bed
In dit te late einde Soms leest hij dan gewoon een krant Soms vertelt hij weer over vroeger Streelt haar eindeloos de hand
In dit te late einde Zo uitgeleefd, zo klein Zondag gaat hij vissen Als de kinderen er zijn
In dit te late einde Haar medicijnen en haar bril Soms doet zij haar ogen open Alsof zij het zeggen wil
Dit te late einde
Uteraard ontbreekt ut fraaie en meeslepende lied MOOI nyt. Ik krij nou al wear nocht an ut foarjaar: Zie de lammeren nou toch lurken aan hun versgeschoren moeders!!
Dizze hele frijdachavend klopte. Hierbij dan ok de rest fan ut openingslied:
Ooit waren zij twee kleine kinderen in een dorp ver van hier Een bakker, een slager en een kruidenier Een kerk, een begraafplaats en zij met zijn twee En waar ze ook lopen de aarde draait mee Maar opeens zijn ze veertien en zweert hij haar trouw Een kind noch een jochie, zij is al een vrouw
Hij houdt zich groot met jenever, met hasjies en bier En de bakker, de slager en de kruidenier Wisten allang dat het alleen maar steeds verder zou gaan En hij raakte steeds verder van huis Dit schip, het nam hem bij haar vandaan Maar dat schip brengt hem nooit meer thuis.
De kroeg, het casino, maar het verval begon pas Toen de kruidenier plots de supermarkt was Alles moest voorwaarts, hij zat aan de grond Maar zij bleef hem kussen op zijn van wijn rode mond Want zij was de vrede en met alle geweld Zou hij zijn schulden betalen de zee op voor geld En als ie dan terug kwam dan werd zij zijn vrouw Van je echte idille, van je ik hou
Maar de olielamp slingert over een golf van verdriet En hij kan haar best schrijven, maar terug komt ie niet Omdat ie in iedere haven, omdat ie iedere nacht Weer blut en bezopen in zijn kooi stapt en wacht Tot zij zoals toen op de kade zou staan en ze zwaait geen vaarwel, maar kom hier Hij loopt er de plank af in haar armen en lacht Naar de bakker, de slager en die man van de supermarkt...
|
|