dagboek > overzicht
Dagboek september 2014Bekiek hele maand 
 
19 september om 10:57
 
Tweede en laaste voorpublicatie ' Blauwe Engel over mijn borst '





Hierbij un tweede foarpublikasy fan myn te ferskinen roman ' Blauwe Engel over mijn borst '. 'k Hew ondertussen 75 pagina’s skreven. Na dizze foarpúblikasy werk ik wear in alle rust ferder an de roman. Weet nou ok węr’t ut ferhaal eindege sal…


“ Het is een kleine wereld, het ziekenhuisbed op verpleegafdeling R van het MCL Na de operatie vind ik mij zelf terug op kamer 1 met een lotgenoot. Het is een man, meer weet ik niet van hem. Ik herinner mij amper iets van wat er gebeurd is tijdens de eerste twee dagen na de operatie. Volgens mij maar goed ook. Is het interessant om te weten dat ik kunstmatig beademd ben? Ik moet er niet aan denken dat ik een buis in mijn luchtpijp heb gehad. Een buis die de zusters ‘tjoeb’ noemen. Tjoeb is inmiddels verwijderd, wel voel ik het dunne slangetje in de neus waardoor ik extra zuurstof krijg.

Op mijn borstkas voel ik de drains, die er voor zorgen dat bloed en wondvocht kunnen afvloeien. Er zitten ook nog andere draden op mijn kippenborst. Wat mij het meest plaagt is de urinekatheter in de blaas. Van de maagsonde in de maag, die via een slangetje door de neus naar de maag, waarlangs maagsappen weggezogen kunnen worden om misselijkheid te voorkomen, heb ik geen weet. Ik voel mij ontzettend klein en hulpeloos. Durf mij amper te bewegen, ben voortdurend in een sluimerwereld die het meest te vergelijken valt met een droomtoestand.

Ik herinner mij een nare droom over Jeroen Bosch-achtige mannetjes met een mongoloďde uiterlijk. Ze bieden mij een bed & breakfast aan in een dertiger jaren huis. Een van de engerds trek mij mee naar een wc met een houten bril. Hij probeert met mij te tongzoenen. De grote lippen vol met kwijl komen akelig dicht bij mij. Ik huiver en ben steenkoud. Er komen voortdurend verplegers en verpleegsters bij mijn bed die controles verrichten.

Ik heb dorst, vreselijke dorst. Ik durf niet te drinken. Ik durf amper te ademhalen. Ik ontwaak langzaam uit een boze droom, een nachtmerrie die voor een deel realiteit is. Het moment dat ik moet plassen en een zuster mij een plasfles geeft laat een traumatische ervaring bij mij achter. Ik heb geen flauw besef hoe ik mijn jongeheer in de halsopening van het urinaal moet doen. Ik lig op een geweldige manier te klooien en voor dat ik het goed en wel in de gaten heb voel ik het warm worden bij mijn rechterbil.

Ik plas het hele bed eronder. Gadverdamme, ik voel mij doodellendig. Als de zuster het bedgordijn aan de kant schuift, overziet ze meteen de situatie. Ik ben blijkbaar niet de enige die dit overkomt. Kordaat trekt ze het kletsnatte beddengoed onder mij vandaan, geeft mij schone onderbroek en T-shirt, doet net of er niets aan de hand is. Ik verontschuldig mij, waarop ze mij vanonder uit de zak geeft. Of ik soms denk dat ik uniek ben?! Zelden heb ik mij in mijn leven zo lullig gevoeld als tijdens deze gebeurtenis.

Hier valt weinig te lachen. Ik vloek hartgrondig! ”