|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11 september om 11:52 |
|
Onthulling beeld De Parkwachter met prachtege toespraak Alice Booij
Parkwachterswoning
Toen het park in 1898 werd geopend, stond er ook meteen al een parkwachterswoning. Het was maar een klein huisje, van 6 bij 7 meter. Het stond een eindje van de grond af, je moest dus met een trapje naar de voordeur. Het had maar één woonlaag en daarboven een afgeschuinde kap,
In een raadsvergadering werd meteen al geconstateerd dat een groot gezin er niet in kon wonen.
De eerste parkwachter die hier werd aangesteld en in dat kleine huisje mocht wonen, was Feije Sinnema. Naar de betrekking van opzichter-werkman hadden 136 mannen gesolliciteerd en het werd dus Feije Sinnema uit Wolvega. Toen hij hier kwam wonen, bestond had hij een vrouw en twee kleine kinderen. Een jaar later kwam er nog een kind bij, zodat ze met z’n vijven in dat huisje woonden.
Ze woonden er overigens gratis, want bij de betrekking hoorde een salaris van 7 gulden per week en vrij wonen.
Het woninkje was vochtig en donker en het comfort liet na verloop van tijd te wensen over. Vandaar dat het huis in de loop der jaren verschillende keren verbouwd en uitgebreid is
De woning staat ook niet te dicht bij de Bolswarderweg. Dat heeft te maken met brandgevaar. Langs de Bolswarderweg was namelijk in 1882 de baan voor de tram aangelegd. Die tram was toen nog een stoomtram, en die wilden nog wel eens vuurspetters om zich heen verspreiden. Dat bracht gevaar van brand met zich mee, vandaar dat het huisje wat van de weg afstaat.
De taken van de parkwachter De taken van de parkwachter zijn in de loop der jaren wel wat veranderd.
In de begintijd moest de parkwachter ervoor zorgen dat bezoekers om 8 uur ’s avonds het park hadden verlaten. Om aan te geven dat het zover was, luidde hij de bel die op de woning stond en dan moest hij naar de Oudedijk lopen, om het hek op slot te doen, dat aan die kant bij de ingang stond. Als het hek op slot was, konden bezoekers het park niet meer binnenkomen. Rondom lag namelijk water. Het water aan de binnenkant van de Oudedijk is er nog, maar langs de Bolswarderweg en aan de kant van Thabor lagen ook sloten. Die zijn in 1939 verdwenen. Waar nu aan de Bolswarderwegkant een stoep ligt, lag tot die tijd een sloot. En in 1939 werd rusthuis Thabor geopend. Door de sloot aan die kant te dempen, hadden de bewoners een mooie, kortsluitende, wandelroute naar het park. Het hek bij de Oudedijk is kort na 1945 verdwenen. Het had zijn functie verloren.
De parkwachter moest er ook op toezien dat het rijden met “vélocipčdes” werd tegengegaan. Er mocht in het park niet gefietst worden en – dat kun je wel begrijpen – dat werd natuurlijk toch geprobeerd. Gevaar voor bezoekers en de paden gingen kapot
Plantenkas Mocht dan het sluiten van het hek als taak vervallen, er kwamen andere bij. In 1906 was bijvoorbeeld naast het huis een plantenkas gebouwd. In de kas kregen 's winters de exotische planten een plaats; bijvoorbeeld de kuipen met agaves die langs de paden stonden. Dankzij die kas kon het publiek door de ramen heen, toch nog genieten van de bijzondere planten die daar stonden. Er schijnt zelfs heel lang een bananenboom te hebben gestaan. Die kas moest natuurlijk warm gehouden en dat betekende dat de parkwachter ’s winters wel midden in de nacht zijn bed uit moest om een nieuwe lading kolen in de kachel te gooien, die de kas verwarmde. In 1961 was de kas zodanig in verval geraakt dat hij moest worden afgebroken.
De dieren in het park bijvoorbeeld vroegen steeds meer aandacht. In 1913 is de voličre gebouwd. Die moest natuurlijk schoongehouden worden en de dieren moesten worden verzorgd en gevoerd.
Om die voličre heen breidde het aantal dieren zich ook steeds meer uit. Het werd langzamerhand een soort dierentuin. Er hebben zelfs jarenlang vier grote apen in een kooi gewoond. Die vormden, samen met de kraanvogels, de pauwen en de exotische vogels in de voličre, een attractie van jewelste. Vanuit dorpen in de omgeving van Sneek werden zelfs schoolreisjes naar de stad georganiseerd, waarbij een bezoek aan het Wilhelminapark een vast onderdeel van het programma was.
Het verzorgen van de dieren bracht tijdens de Tweede Wereldoorlog ook zo z’n problemen met zich mee. Tijdens de hongerwinter was er in ons land sprake van voedselschaarste en voor veel dieren was er eenvoudigweg geen voer meer voorhanden. Veel dieren zijn van de honger omgekomen en andere zijn door inwoners uit hun kooien gejat en thuis opgegeten.
Overigens hoorde ik ook ooit nog een mooi verhaal van na de oorlog, van een echte Sneker. Hij vertelde dat ze het bij hem thuis, in hun kinderrijke gezin, niet al te breed hadden. Wat ze dan wel deden was dat ze – gewapend met een paraplu - naar het park trokken. Een van de jongens ging dan op z’n buik op een van de bruggetjes liggen, liet de geopende paraplu in het water zakken, en wachtte tot er dikke karper boven die paraplu zwom. De paraplu werd dan snel omhoog getrokken en dan stond bij het gezin die dag een lekker maaltje vis op tafel.
Dat soort dingen moest de parkwachter dan ook allemaal in de gaten houden. Dat lukte natuurlijk lang niet altijd.
De parkwachter kreeg natuurlijk op een gegeven moment wel assistentie, en samen moesten ze er voor zorgen dat het park er altijd pico bello bij lag. Want… het park was en is een geliefde plek voor het laten maken van een trouwreportage. Ik weet wel zeker dat er honderden Snekers in hun trouwalbum foto’s hebben die in dit park zijn gemaakt.
Vandaag is ook mevrouw Dora Tjepkema hier aanwezig. Samen met haar man Minne, die helaas vorig jaar is overleden, heeft ze direct en indirect ook veel voor het park betekend.
Ze vertelde Henk Schram, dat je je als echtgenote van een parkwachter vaak moest aanpassen aan het werk van je man. Zo was het lang niet altijd zeker dat hij om 12 uur thuis kon zijn voor het eten. Dan werd hij bijvoorbeeld opgehouden door die iemand die een zieke vogel had en Tjepkema om raad vroeg en zo was er gauw wel eens even wat. Dan zette mevrouw Tjepkema zijn eten wel eens buiten op de stoep neer, zodat hij snel kon eten en weer door kon met z’n werk.
En ook heeft ze – toen er doodskopaapjes in een van de kooien verbleven – wel eens twee kleine doodskopaapjes met veel zorg en aandacht grootgebracht.
Heel bijzonder was de aanloop van bezoekers uit het naastgelegen Thabor. Zo lieper er iedere week bewoonsters van het tehuis, met of zonder hun rollator, langs het huis. En soms dronken ze daar zelfs even koffie. Het waren altijd de zelfde dames, mevrouw Tuinier, mevrouw Bootsma en mevrouw Wiersma. Op een gegeven moment vroegen ze mevrouw Tjepkema: “Kunnen we u ook ergens mee helpen, want het is altijd zo gezellig bij u.” Dat hoefde natuurlijk niet, maar na wat aandringen van de dames zei mevrouw Tjepkema: “Ik heb wel een klusje”. De dames gingen mee naar binnen, namen plaats aan de grote tafel en daar kwam mevrouw Tjepkema met al haar koper en vroeg of de dames dat wilden poetsen. Zo geschiedde en in het vervolg kwamen de dames om de week langs om het koper te poetsen.
Een ander bijzonder verhaal is dat tijdens de Sneekweek veel bezoekers ’s nachts in het park een slaapplekje zochten. Zo was er ook een groepje dat een scherm of een tent of iets dergelijks zocht en tot hun verbazing en blijdschap in de schuur aantroffen wat ze zochten. Die ochtend trof de heer Tjepkema ze tot zijn verrassing bij z’n vaste route met zijn spullen aan. Hij zei er niets van en ging door met z’n werk. Later op de dag werden die spullen netjes teruggelegd en brachten de bezoekers zelfs nog een bos bloemen voor mevrouw Tjepkema mee, als beloning voor de genoten gastvrijheid. En zo is dat in de jaren daarna nog een tijdje doorgegaan.
Tegenwoordig zijn er geen parkwachters meer, al wordt het park altijd nog goed onderhouden. Maar al die parkwachters die er wčl geweest zijn hebben met veel liefde en inzet, veel voor het park betekend. Ook buiten werktijden als aanspreekpunt voor bezoekers.
De bewoners van Sneek zijn altijd erg ingenomen geweest met hun park. Vandaar dat er in de loop van de jaren van alles aan is toegevoegd. Ik noemde de voličre al. Maar er is ook nog de prachtige glazen plaat, een geschenk van de Sneker glasfabrikant Martinus Houwink, die aan de achtergevel van de woning te zien is. En de Bank voor Ouden van Dagen, die in 1920 op verzoek van oudere inwoners is gebouwd. De zonnewijzer in het veteranenparkje, de grote Vaas van natuursteen…. En zo is er nog wel meer.
In die traditie past natuurlijk ook dat het park vandaag een nieuwe toevoeging krijgt, waarmee de waardering van Sneek voor het park maar weer eens tot uitdrukking komt.
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|