dagboek > overzicht
Dagboek mei 2008Bekiek hele maand 
 
4 mei om 13:40
  4 mei





Troufoto Benedictus van der Veer & Cornelia Petstra, 4 mei 1938 te Hoogeveen.


De datum 4 mei is foar mij één met dubbele gefoëlens. Dit jaar helemaal. Seuventech jaar leden trouden oans fader Benedictus van der Veer ( 1911 - 1990 ) en moeke Cornelia ( 1913 - 1991 ) Petstra, twee jaar foar ut útbreken fan de Tweede Weareldoarloch. Futdaleks na hun trouwen begon oans fader un krúdenierswinkeltsje in Sneek. Oans fader en moeke leare mekaar kennen in Súdlaren, dęr't se beide in de ferpleging ( Denneoord ) werke. At fader t.b.c. krijt mut y kure in Appelska. Hij keart nyt teruch in de ferpleging mar gaat bij syn fader an ut werk dy't un krúdenierswinkel in Bútenpňst het. Oans fader was eigenlek opleiden tňt masinebankwerker en foardat hij de ferpleging in ging werkte hij op de werf fan Barkmeijer in Strobos, dęr't ok skűtsjes boud wurdden. Ut binne de krisisjaren en der is amper werk. In 1938 gaan oans fader en moeke eigenlek op de dolle rűs naar Sneek. Myn moeke fon ut hier as Drents meiske út Hollandscheveld freeslek. Se wú wel krúpende werom naar har geboartegroan. Gelukkech het su ut nyt deen en wurdde ik in 1954 as nakommerke geboaren in Sneek. Dat hun troudach later gelyk fiel met de 4-mei fiering is foar oans fader noait un reden weest om thús te bliëven fan de dodenherdenking. Ik bin dus met dy tradisy groatbrocht en hew ut ok deurgeven an oans kyndes. Dy staan fanavend op de Dam in Amsterdam en ut sentrum fan Swolle bij de herdenkingen. Na ouloop fan de herdenkingen magge se wat mij betreft bęst un slukje nimme op de seuventegste troudach fan hun pake en beppe! Dat doën wij ok.

Nacht der Girondijnen

Dęrfoar hewwe dan al naar de Groate Kerk weest foar ut bijwoanen fan De Nacht der Girondijnen. Ik geef hieronder un resęnsy wear fan Celia Noordergraaf, dy't foarech jaar naar dizze indrukwekkende monolooch fan Klaas Hofstra ging. De foarstelling begint fanmiddach om 17.00 uur.

Maak kapot of ga kapot





In de strafbarak in kamp Westerbork in 1944 van waaruit hij over enkele dagen op transport gesteld zal worden naar concentratiekamp Sobibor, maakt Jacques Henriques de balans op van zijn leven. Wat bracht hem ertoe om zich vrijwillig op te geven als lid van de joodse ordedienst en mee te werken aan de deportaties? Acteur Klaas Hofstra verbeeldt in een indringende monoloog de complexiteit van het bestaan in het doorgangskamp gebaseerd op de beroemde novelle van Jacques Presser uit 1957.

Aan een sobere tafel probeert Jacques Suasso Henriques op kleine vodjes papier het vrijwel onbenoembare te benoemen. Het kost hem grote moeite onder woorden te brengen wat hem naar het concentratiekamp heeft gebracht en zijn eigen (mis)daden te beschrijven. Toch wil hij de waarheid over zichzelf en het kamp op papier zetten en naar buiten smokkelen. In een ongeveer anderhalf uur durende monoloog brengt Hofstra het hoofd van de joodse ordedienst Cohn tot leven, kampcommandant Schaufinger, de ongebroken rebbe, en vooral de gang van zaken rond de trein. Elke dinsdag vertrekt de trein naar ‘daarginds’ en Cohn en zijn mannen zijn verantwoordelijk voor aantal mensen dat mee moet. Henriques is een betrekkelijk onbeduidende geschiedenisleraar die gefascineerd wordt door de uitstraling van de machtige Cohn. Hofstra zet hem overtuigend neer: benen op tafel, joviale stem maar ondertussen keihard. Ook de Duitse kampcommandant wordt door hem goed verbeeld: uiterst beleefd, cultureel hoog ontwikkeld maar zonder mededogen voor wie de kampregels overtreedt. Het spel van Hofstra wordt afgewisseld met geluidsfragmenten van vertrekkende treinen en Jiddische liederen. In de stemmen die klinken, afscheid nemen en elkaar toeroepen komt het kamp tot leven.
Henriques gaat heel ver in zijn pogingen een man te worden als Cohn en zo het kamp te overleven. Cohn’s adagium ‘maak kapot of ga kapot’ dient als rechtvaardiging. Dus draagt hij zelf zijn geliefde oud-leerlinge Ninon de trein in, ook al bloedt zijn hart. De ouders van Ninon, die eigenlijk Saartje heet, gaan vrijwillig mee. Dergelijke scčnes raken aan het centrale thema van het stuk: tot hoever ga je om je eigen leven te redden. Kies je voor jezelf of zijn waarden als liefde en waarachtigheid belangrijker? Hofstra laat ook het gekibbel en geruzie van de kampbevolking om de achtergebleven eigendommen van de vertrokken joden zien. Vol verachting kijkt hij daarop neer. Keerpunt in zijn houding vormt zijn ontmoeting met de rebbe, die zelfrespect boven overleven stelt.
Als middelbare scholier werd Klaas Hofstra al gegrepen door ‘De Nacht der Girondijnen’ van Jacques Presser en dacht hij erover het verhaal te bewerken tot een solovoorstelling. Vijftig jaar later is het zover. Primo Levi schreef over Pressers novelle dat het ongelijk is geschreven, op sommige bladzijden trefzeker, op andere met zeker intellectualistisch vertoon, een wat al te gekunsteld en gezocht taalgebruik. Dit versterkt voor hem de waarheidsgetrouwheid en maakt het ondanks de literaire inkleding een document. Op dezelfde wijze komen in de toneelbewerking van Fons Eickholt soms passages voor die wat gekunsteld aandoen. Ze passen echter wel in het beeld van een innerlijk verscheurde hoofdpersoon die niets wil verbloemen. Hofstra snijdt met ‘De Nacht der Girondijnen’ een thema aan dat je niet gemakkelijk loslaat, ook al zou je dat wel graag willen.





Akteur Klaas Hofstra in de Nacht der Girondijnen