|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
31 ňktober om 18:33 |
|
Maria de Groot viert vijftigjarig schrijverschap met twee fraaie publicaties
Het gebeurde in 1971 in Den Haag toen Maria de Groot midden in de nacht onverwacht in het ziekenhuis werd opgenomen. Liggend op de operatietafel beleefde zij een onthullend moment. De Engelse anesthesist vroeg Maria, voordat hij haar de injectie gaf: ‘what’s for you the most important thing in life?’ Zonder een ogenblik te aarzelen antwoordde Maria: ‘poetry’. Nog ziet ze het verbaasde gezicht van de anesthesist. De verpleegkundige die erbij stond zei: ‘ja, ze zegt poetry’. Daarna was Maria van de wereld.
Nu 45 jaar later ligt er weer een nieuwe poëziebundel én een nieuw boek van de sinds 1981 in Woudsend wonende schrijfster en theologe. De Groot hoopt volgend jaar haar tachtigste verjaardag te vieren. We spraken met de schrijfster, die dit jaar haar vijftigjarig schrijversjubileum viert, over haar laatste twee publicaties
Nadat het vier jaar betrekkelijk stil was om Maria de Groot, liggen er nu twee nieuwe publicaties in een jaar. Is daar een reden voor?
“Het zijn allebei boeken die heel veel tijd nodig hebben gehad, het is een heel lang proces geweest. Met poëzie is dat wel bekend dat het zo gaat, dat je het heel lang in je omdraagt. Met het andere boek, ‘Het drievoudige pad -Leerling, pelgrim, sterveling’ ,je zou het een spiritueel boek kunnen noemen, dat heeft het eigenlijk ook. Het is waarschijnlijk werk van tien jaar, dat op een gegeven moment klaar is.”
Poëziebundel ‘Gaasterlandse hymnen en gedichten’
“Het is in een lange periode ontstaan, maar toen het op een gegeven rijp was, heb ik het in een maand geschreven, en voltooid. De bundel bestaat uit drie delen ‘Strofen’, ‘Hymnen’ en ‘Sonnetten’.
Ik had al een aantal strofen geschreven, maar niet zoveel. Het tweede gedeelte heet ‘Hymnen’, die heb ik geschreven toen ik aan de Bodensee in Duitsland was. Het is alsof ik afstand moest nemen tot iets. Het laatste gedeelte van de bundel, ‘Sonnetten’, had ik ook een aantal van. De strofen en de sonnetten heb ik op een gegeven moment afgemaakt en toen zag ik een evenwichtige bundel voor me.
Dat dacht ik toen ik die hymnen had gemaakt. Die hymnen, die poëzie is losgekomen door een uitnodiging van Geeske Mulder-Bangma en Jaap Mulder, goede vrienden van mij en mijn huisgenote Christianne Méroz. Jaap en Geeske namen ons een of twee keer per jaar mee om Friesland beter te leren kennen. Dat is de manier om je als niet-Fries thuis te voelen. Dat heb ik heel sterk zo gevoeld, anders blijf je toch import, wat ik overigens een afschuwelijk woord vind. Zonder de tochten met Geeske en Jaap, die dit voorjaar helaas is overleden,blijft er toch altijd iets toeristisch aan hangen. Toch ook wel weer positief, want het is net of ik hier altijd met vakantie ben, zo heerlijk is het hier. Dit huis is voor mij mijn huis en vakantiehuis.”
“De familie Mulder liet ons op een gegeven moment hun ouderlijke boerderijen zien. We zijn toen met deze ‘in en de in-Friese mensen’ naar Gaasterland gegaan om verhalen te horen en mensen te ontmoeten. Dat heb je als niet-Fries niet vaak. Hierdoor blijft het contact allemaal wat oppervlakkig. Tijdens onze tochten hebben we niet alleen de boerderijen waar Geeske en Jaap als kind gewoond hebben gezien, maar ook hun levensweg. Daarna kwam bij mij de poëzie los, de poëzie die ik al dertig jaar in mij droeg. Het raakte mij zo diep, die hymnen zijn dus lofliederen op Gaasterland. De strofen zijn indrukken en de sonnetten zijn meer de gedachten, reflexies over het land.”
‘Het drievoudige pad -Leerling, pelgrim, sterveling’
De titel van mijn laatste boek is ‘Het drievoudig pad’, een levensweg beschreven in drie fasen. Het is mijn levensweg. Een mens is leerling, pelgrim, sterveling. Dit alles tegelijk? Ja, maar ook na en naast elkaar! Wat mij betreft: leerling zijn is de identiteit waarmee ik ben geboren en de levenswijze waarin ik mag duren. Pelgrim ben ik geworden toen ik mij bewust werd van de werelden om mij heen en de horizon die mij wachtte. Sterveling ontdekte ik allengs te zijn. In de spiegel van mijn leven ben ik mijzelf als tweeling gaan zien: de levende en de dode. Hoe verhouden zij zich? Hoe worden zij steeds meer één zonder de moed te verliezen? Waarheen is deze tweeling op weg? Die vragen stel en stelde ik mij. Ik durf de volgende stelling aan: wij zijn niet op weg naar de ondergang, maar naar de vreugde. Zo heb ik de fasen van het leven in mijn boek ook uitgewerkt.”
Poëzie als levensbron
“Als mens maak je heel veel fasen van bewustwording door, je verandert heel erg als mens in je denken in de tijd dat je leeft . Je kunt je soms niet meer voorstellen dat je bepaalde dingen die je gedacht hebt of gedaan hebt van dertig of veertig jaar geleden. Die bewustwording gebeurt bij mij vooral in poëzie. Ik ben niet iemand die filosofisch gaat nadenken, of veel gaat discussiëren met anderen.
Ik doe de ontdekkingen vaak in gedichten. Dan staat er opeens iets heel verrassends op papier. Dan denk ik ‘oh, dat is waar, daar heb ik nooit aan gedacht.’ Poëzie is voor mij een andere bewustwordingslaag.”
Maria de Groot hoopt met dit laatste werk de kroon op haar omvangrijke werk te hebben geschreven, waar de poëzie uiteraard bij hoort.
“Na dit laatste boek wil ik niet meer in de spanning van ‘ik wil nog iets maken’. Dit boek is eigenlijk het sluitstuk. Alles wat nog komt is meegenomen. Het klinkt misschien een beetje eigenwijs, maar ik vind dat mijn werk nog helemaal ontdekt moet worden. Dus wat zou ik nog meer schrijven?’
De laatste twee publicaties van Maria de Groot zijn verschenen bij Uitgeverij Elikser in Leeuwarden, zie www.elikser.nl
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|